De klok vertelt me dat het bijna één uur is, als jij met een luide bonk tegen het hoofdbord laat horen dat je middagdutje erop zit. Het leek er een paar maanden geleden op dat je je moeder zou volgen en met anderhalf jaar oud van je slaapje af zou zijn. Op een goede dag trakteerde je ons op een dutje van drie kwartier tot een uur, helaas was je op een slechte na een kwartier alweer wakker. Maar ineens lijk je de smaak weer te pakken te hebben en maak je dankbaar gebruik van een uurtje tussen je pluche vrienden, om op te laden voor de rest van de dag.
Ik hoor je gillen van de pret als ik naar boven loop en ik tik zachtjes op de deur als ik je kamer binnen kom. Terwijl jij vrolijk kwebbelend je knuffels het bed uitslingert, open ik de gordijnen en vraag wat we je aan zullen trekken vandaag. Je pyjama brengt zijn geld op, in tijden waarin je pas halverwege de dag in iets behoorlijks wordt gehesen. Je wijst naar je kast en roept ‘die’ tegen ieder lief, stoer of zacht kledingstuk dat je ziet. Ik kies een setje en geniet, net als alle andere dagen, van hoe knap je bent en hoe ieder broekje of jurkje je er iedere dag weer een beetje ouder uit laat zien, terwijl je tegelijk nog zo’n klein mensje bent.
We vervolgen onze route naar beneden en nog voor je voetjes goed en wel de grond raken, begin je naar de koelkast te wijzen “bo, bo, bo”. Je vocabulaire groeit op hetzelfde lome tempo als je lijfje en je haar, maar ook met de eerste lettergreep van je lievelingswoorden en bezigheden kun je je uitstekend uitdrukken. Na je ‘bo'(terham) loop je naar de kast waar je schoenen staan. Je plukt twee witte stappers uit de zak met schoeisel en legt ze demonstratief voor me op de grond, waarna je zelf op het puntje van de bank gaat zitten. Zelfs zonder woorden ben je duidelijk zat.
Het is prachtig weer buiten en mijn quarantaine dieet schreeuwt om een beetje beweging, dus ik volg je voorbeeld. Terwijl ik de veter van mijn ene schoen aansnoer, probeer jij de andere aan je mini voetje te schuiven. Het is te hopen voor je dat je voetjes, in tegenstelling tot je haar, zo kalmpjes blijven groeien en jou de maat 41 (en een half, au) van je moeder bespaard blijft.
Na mijn eigen sneakers zijn de jouwe aan de beurt. Nog voor ik de tweede veter goed en wel heb vastgemaakt, hups je van de bank en ren je richting achterdeur. Een vaardigheid die je nog niet volledig beheerst, maar dat beperkt je geenszins. Een kras op je neus of een deuk in je hoofd is een kleine prijs voor de vrijheid die je voelt als je de tuin instuift, als een koe die na een koude winter de zonnige weide weer in mag.
Eenmaal buiten is er niets dat niet interessant genoeg is om er even bij stil te staan. Terwijl onze wereld momenteel een heel stuk kleiner is, wordt die van jou iedere dag een stukje groter. Een vlek op de tafel, een schaduw tegen de muur of een vlinder die tussen de struiken door naar de buren vliegt. Je giechelt en prikt met je priemvingertje in de lucht terwijl je de tuin door waggelt. ‘Die!’ ‘Bal!’ ‘Mama!’ Het handjevol woorden dat je wel beheerst, wordt veelvuldig en op luid volume gebruikt
De bal, die bijna net zo groot is als jijzelf, rolt door de tuin en je vliegt er achteraan. De vijftig vierkante meter tuin, die ik zelf soms zo graag wat groter had gezien, is meer dan genoeg voor jouw ongeremde energie. De bal schiet achter de fietsen en, na een mislukte poging deze als een grijpmachine met je armen tussen de spaken door te manoeuvreren, laat jij je uitgeput in het gras vallen. Ik kruip bij je en kriebel met m’n vingers langs die ene pluk haar, die me hoop geeft dat het echt niet lang meer zal duren voor er een strikje op je hoofd zal prijken. Heel even geef jij je over aan het knuffel moment. Je sluit je ogen en protesteert zachtjes als mijn vingers stoppen met kriebelen om een mier van je been weg te vegen.
Het betekent meteen het einde van een zeldzaam ogenblik ‘niks’. In het weerspiegelen van de deur, zie je papa thuiskomen. Je vliegt overeind en begint op het raam van de achterdeur te trommelen terwijl je uitbundig ‘papaaaaa’ roept. Papa reageert al even zo uitbundig en laat middenin de woonkamer zijn tas vallen om op jou af te rennen
Jij gilt van de pret als hij je optilt en mijn hart maakt een sprongetje. Wat een feestje ben jij. Wat een feestje zijn jullie. Wat een wonderlijke constatering dat alles waar ik ooit om wenste zich hier bevindt. Verstrengeld in vier armen, in een tuin van vijftig vierkante meter.
Die ik soms liever wat groter had gezien,
maar die voor nu precies groot genoeg is.